|
Goudvissen zijn wel erg in trek bij kinderen, ook bij
volwassen mensen zijn ze een fijne bezigheid. Maar soms worden ze verkeerd
verzorgd, of wel misschien te goed verzorgd. De meeste mensen geven hun visje
elke dag eten, soms wel tot 3x toe, en dat is juist niet goed voor een vis. Ze
nemen het eten wel maar spuwen het onder water terug uit, en dan wordt het water
troebel en is er geen zuurstof meer en komt de vis naar boven om lucht te
happen, en dan denken de mensen dat het visje weer honger heeft.
Ook het zuiver maken van de kom is soms een kunst, fijn met lekker warm water,
een scheutje afwasmiddel erin en de kom of bokaal blinkt weer, maar het is juist
verkeerd, het poetsproduct doet de vis geen goed en kan leiden tot sterfte, het
beste is een zuiver schuursponsje gebruiken, alleen voor de visbak, goed
uitspoelen en zuiver water erin en klaar is de bak weer voor de vis.
Ook regelmatig met de handen in de visbak gaan is niet goed, de bacteriën onder
de nagels lost zich op in water en de vis sterft een pijnlijke dood. Veel succes
nog met uw visjes.
Goudvissen hebben een ruim aquarium nodig om te kunnen zwemmen. Hoe meer vissen,
hoe meer ruimte ze moeten hebben. Goudvissen zijn koud watervissen, in het
aquarium is geen verwarming nodig, zoals bij tropische vissen. Maar het is wel
belangrijk om goed te kijken waar je het aquarium neerzet. Het moet nooit op de
vensterbank staan. Daar wisselt de temperatuur teveel. Zet het ook niet in de
volle zon. Zonlicht is voor vissenogen te fel. Het water wordt veel te heet en
er ontstaat zuurstofgebrek. Ook gaan de algen veel sneller groeien.
Het is leuk om van je aquarium een mooi 'meertje' te maken. Zoek er eerst een
goede plaats voor. Sjouw niet met een aquarium als het vol water is. Bedek de
bodem met grind. Leg er een paar mooie stenen op (geen poreuze stenen). Plantjes
in het aquarium zijn er niet alleen voor de kleur, maar ze zorgen ook voor
zuurstof in het water. Vissen kunnen ervan eten. En ze kunnen zich er lekker
tussen verstoppen. Doe niet teveel vissen in een aquarium, de dieren groeien, en
het wordt gauw te vol. Ook kun je niet zomaar alle soorten vissen bij elkaar
zetten.
De PH waarde is perfect tussen 6 en 8, De waarde van hardheid (nitriet) is
perfect rond de 12.
Goudvissen zijn koudbloedig, net als alle vissen. Ze zijn altijd net zo warm of koud als hun omgeving. Ze kunnen hun temperatuur niet zelf regelen. Als het zwemwater van de vis plotseling warm of koud wordt, kan de vis doodgaan. Als je een goudvis koopt, krijg je hem meestal mee in een plastic zakje. Laat het zakje een half uurtje dicht in het water van je aquarium drijven tot er geen verschil meer is in temperatuur. Daarna kun je je vis lekker los laten zwemmen.
Een gezonde goudvis is rond, niet te dik en hij zwemt actief rond. Een zieke vis gaat op de bodem liggen of op zijn zij drijven. Je kunt een zieke vis het beste apart in een bak zetten. Pak je goudvis nooit met je handen, dan beschadigen zijn schubben, maar met een schepnetje. Als je vissen gaan luchthappen, zit er te weinig zuurstof in het water. Dat kan komen door zon, door ondiep water, of door rottende planten. Je moet het water dan verschonen. Een pompje met luchtbelletjes in het water zorgt voor meer zuurstof.
Hieronder vind u een beschrijving van de soorten goud- en siervissen.
Goudvissen zijn geschikte bewoners voor tuinvijvers, omdat het een heel
sterke en wintervaste vis is.
Onder gunstige omstandigheden kunnen goudvissen uitgroeien tot vissen van 25-30 cm. lengte.
Ze kweken gemakkelijk omdat ze weinig eitjes zelf opeten.
Hoewel de goudvis geen scholenvis is zoals bijvoorbeeld de goudwinde, is het
toch verstandig meerdere exemplaren te houden.
Goudvissen zijn alleseters, die zowel insecten, wormen als plantaardige voeding
op het menu hebben staan.
Is een prachtige dieprode goudvis met veel witte vlekken.
Meestal hebben ze een komeetstaart, zodat we dan eigenlijk over de
Sarassa komeetstaart zouden moeten spreken.
Het zijn mooie vissen die 25 cm. worden in een normale vijver.
Ze blijven van de planten af en ze zwemmen niet te diep in het water.
Een heel dankbare vis.
Deze vis lijkt qua vorm op de gewone goudvis.
Hij is gevlekt: rood, blauw, oranje, wit en geel.
Daarboven zijn de schubben heel doorzichtig, zodat de kleuren duidelijk
doorkomen.
De nakomelingen zijn van jongs af gekleurd zoal de ouders.
Het is een dankbare vis, hij is mooi en sterk en hij blijft van de planten af.
Hij zwemt hoger in het water.
Het lichaam van deze vis is ovaler, bijna even lang als breed.
De aarsvin is lang en dubbel.
De staartvin is groot en driedelig.
Een deel steekt recht omhoog terwijl de andere langs weerskanten naar beneden
hangen.
Deze vissen zijn aanmerkelijk trager dan de meeste andere vissen.
Een Steur is een sterke vis, hij is vrijwel ongevoelig voor parasieten en
schimmels door z'n dikke huid.
Hij heeft echter wel zuurstofrijk water nodig
De diamantsteur is een robuuste vis met een schitterende witte aftekening.
De Steur lijkt wel heel de tijd om aandacht te bedelen bij zijn verzorger.
Wat hem snel tot de grote favoriet van zijn baasje maakt.
Hij is echter geen algeneter
Een dankbare vis voor alle vijvers.
In een siervijver wordt hij slechts 25 cm. maar in grote vijvers kan hij tot 50 cm. uitgroeien.
De kleur kan van donker oranjegeel tot bleek geel variëren, al dan niet met donkere vlekken op de rug of kop.
Hij kan vlug zwemmen en is wendbaar, daardoor worden ze zelden door parasieten aangetast.
Goudwindes zijn gemakkelijke vissen die echter zuurstofrijk water eisen.
Ze zwemmen vlak onder de wateroppervlakte en appreciëren stromend water.
Ze zijn interessant omwille van hun sierlijke verschijning en jagen de hele dag op insecten, wat insectenplagen voorkomt.
Indien er voldoende insecten zijn, zullen goudwindes niet komen eten.
Het zijn vissen die zich enkel in een groep op hun gemak voelen, anders
verschuilen ze zich en gedragen zich schichtig.
De wild kleurvorm van de goudwinde, dat wil zeggen een donkere rug en lichte buik. Deze soort staat bekent om zijn enorme springvermogen. Vooral ‘s avonds zullen ze op jacht naar muggen e.d. gaan, en ze zijn erg actief en kunnen soms wel tot 40 cm. boven het water uitspringen.
Koi zijn Japanse kleurkarpers waarvan de huid in tekening en kleur sterk kan variëren
Hoewel jonge dieren het in een huiskamer aquarium wel overleven , zijn ze toch veel beter verzorgd in een buitenvijver.
De Nishikigoi, zoals de Japanners de Koi noemen, is de
nationale vis van Japan. 'Nishiki' betekent 'kleurig kleed' en 'goi' komt van 'goior
Koi' wat karper betekent. Het betekent dus eigenlijk gekleurde karper. Dat is
ook de reden waarom de Koi zo populair is, de prachtige kleuren en tekeningen van de vis.
Men vermoedt dat de karper (Cyprinus Carpio) uit Iran komt. Deze in het wild
levende vis, die uitstekend voedsel vormde, werd ongeveer 1000 jaar geleden door
handelaars overgebracht naar Japan, China en West- Europa. Tussen 1820-1830
werden Koi voor het eerst gekweekt in de Japanse stad Ojiya, in de prefectuur
Niigata. Karpers werden gegeten en men kon ze bewaren voor consumptie in de
winter. Deze bruinige vissoort vertoonde af en toe rode en blauwe kleuren en
door selectief met zulke vissen te kweken, slaagde men erin nieuwe kleuren te ontwikkelen.
Pas rond 1870 ontstond de rood- witte Kohaku. Vele
andere variëteiten die nu erkend zijn, werden rond 1930-1940 gekweekt en er
komen nog steeds nieuwe vormen bij. In Europa ontstond een mutatie met vrij
weinig, grote, glanzende schubben. Deze spiegelkarper werd van Duitsland
naar Japan gebracht, waar hij werd gekruist en uiteindelijk als eigen soort
werd erkend (de Doitsu Koi soorten).
De Koi heeft een andere oorsprong als de goudvis. De goudvis (Carassius Auratus) heeft dezelfde voorouders als de kroeskarper (Carassius Carassius) en werd gekweekt in China, waar de karperkweek al ten minste 2000 jaar bestond. Goudvissen worden ook niet zo groot als Koi en ze zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden door de paar tastdraden op de bovenlip die de goudvis niet heeft. Vooral in Japan is het houden van Koi een zeer populaire bezigheid, ook al zien we het in Europa ook steeds vaker. Er zijn bij wedstrijden tal van prijzen te winnen.
Sinds de tweede wereldoorlog heeft Japan vele duizenden Koi naar het Westen geëxporteerd. Liefhebbers in Noord-Amerika en West- Europa zijn ook zelf begonnen met het kweken ervan. Ook in Israël en Singapore worden Koi gekweekt, maar ook die zijn van mindere kwaliteit in vergelijking met die uit Japan. De echte grote prijswinnaars komen nog steeds uit Japan ondanks de steeds groter worden concurrentie uit andere landen.
Onder ideale omstandigheden kunnen Koi in Japan wel 95 cm lang worden. Kwekers hebben inmiddels de magische grens van 1m. te bereiken. In Europa en Amerika komt men, als gevolg van gebrek aan ervaring ten opzichte van de Japanners, niet verder dan ongeveer 70 cm.