Hondenziekte
wordt veroorzaakt door het CDV-virus, en is zeer besmettelijk. Jonge honden
kunnen er zelfs aan dood gaan. Oudere honden hebben last van hun luchtwegen,
gaan hoesten en hebben neusuitvloeiing. Ze kunnen als gevolg van het virus
last krijgen van het zenuwstelsel, wat voor blijvende verlamming kan zorgen,
ook als het virus al weg is.
De verspreiding vind plaats via, lucht, urine, speeksel en ontlasting van
besmette dieren.
De ziekte komt voor bij alle leeftijden,maar het meest bij pups en oude zwakke
dieren.
Symptomen:
In acuut stadium zijn dat koorts, braken, niet willen eten, ontstoken tonsillen
en een zwakke vochtige hoest. In een later stadium zijn het ook huidontstekingen
in de liezen, oog- en neus uitvloeiingen, longontsteking, soms een verdikking
van de hoornlaag op de neus en voetzolen, diaree en uitdroging. Is het al
zover gekomen dan sterft het dier hoogstwaarschijnlijk.
De ziekte wordt ook wel distemper genoemd. In ongeveer 50% van de gevallen
leidt een infectie tot de dood, ook als zij een goede behandeling krijgen.
Een
inenting voorkomt dat de hond deze ziekte krijgt.
In de zeventiger jaren heeft men een opvallende verwantschap ontdekt tussen
het virus dat hondenziekte veroorzaakt en het Mazelenvirus. Het bleek dat
wanneer een hond gevaccineerd werd met een mazelenvaccin, het dier antistoffen
ging maken die het dier tevens beschermde tegen het hondenziektevirus. Het
grootte voordeel hievan is, dat de in de pup aanwezige antistoffen van de moeder
niet in staat zijn, om het mazelenvaccin op te ruimen. Dat maakt het mogelijk
om een pup al op de jonge leeftijd van zes weken te vaccineren en daarmee
tijdelijk goed te beschermen tegen hondenziekte. Een aantal weken later dient
de pup wederom te worden ingeënt met een onschadelijk gemaakt hondenziektevirus
om zodoende weerstand te verkrijgen.
Hoewel door de meeste fabrikanten een jaarlijkse spuitje aanbevolen wordt, blijken de meeste geënte honden langer beschermd te zijn.
De
ziekte van Weil is vrij bekend. Er bestaan ook aandoeningen die hierop lijken.
De verzamelnaam voor deze ziekten is leptospirose. Leptospirose is gevaarlijk
voor mens en hond. De ziekte wordt via urine overgedragen. Het belangrijkste
verschijnsel van de ziekte is nierontsteking. De ziekte kan (vooral bij te
late behandeling) tot de dood leiden.
Leptospiren zijn beweeglijke bacteriën. Ze zwemmen als het ware het lichaam
van de hond binnen, via wondjes, slijmvliezen, maar ook door de huid. Eén
van de soorten leptospiren zorgt voor de ziekte van Weil. Via de urine verlaten
ze het lichaam van een zieke hond. Ook ratten en mensen kunnen ziek worden
en de leptospiren met de urine uitplassen. Water waar urine van ratten in
zit, bijvoorbeeld grachtenwater, is de belangrijkste bron van infectie.
De nieren en de lever worden ernstig aangetast en de honden kunnen heel erg
ziek worden. Jaarlijks vaccineren is dus noodzakelijk. Niet alleen om de hond
te beschermen, maar ook om de mensen in de buurt van de hond te beschermen,
aangezien mensen ook (zeer) ziek kunnen worden. Ook als honden niet zwemmen,
is het toch belangrijk om de hond in te laten enten, omdat de inenting ook
helpt tegen andere soorten leptospiren dan degene die de ziekte van Weil veroorzaken.
Om
goed tegen leptospirose beschermd te zijn moet een jonge hond twee maal ingeënt
worden met enkele weken tussentijd. Bijvoorbeeld op een leeftijd van 9 en
12 of 12 en 14 weken. Bij een verhoogd risico op deze ziekte is een derde
inenting het overwegen waard. Verder is er een jaarlijkse herhalingsinenting
nodig.
De enting is alleen zinvol als hij herhaald wordt in 2 tot 6 weken na de eerste
enting. Daarna jaarlijks. Wordt de jaarlijkse enting vergeten, dan moet de
basis enting, dus 2 x enten, opnieuw gegeven worden.
Parvo
komt vooral bij pups en oude honden voor. Het is een zeer besmettelijke virusinfectie,
met voornamelijk symptomen van het maagdarmkanaal. De hond (pup) braakt veel
en heeft bloederige diarree. Hierdoor neemt de afweer tegen andere ziektes
sterk af. Bij puppies kan parvo hartproblemen veroorzaken.Verspreiding vindt
plaats via de ontlasting.Vooral bij jonge honden leidt deze ziekte vaak tot
de dood. Het parvo-virus blijft lang actief in uitwerpselen en kan zo lang
voor besmetting zorgen. Er zijn ook honden die het virus in hun lichaam hebben
zonder ziek te worden; ze kunnen dan andere honden wel besmetten.
Preventie: met een 'dode' entstof is enten mogelijk vanaf een leeftijd van
2 weken. Dit is vooral nuttig bij pups van niet geënte teven. Ook drachtige
teven kunnen met deze entstof gevaccineerd worden. In het algemeen wordt er
geënt vanaf een leeftijd van 6 weken. Enting op 12 en 14 weken herhalen, eventueel
op de 9 en 12 weken herhalen. Jaarlijkse hervaccinatie is nodig.
Leverziekte
is besmettelijk en wordt veroorzaakt door het CAV-1 virus. Dit virus verspreidt
zich voornamelijk via de urine. De dieren kunnen er erg ziek van zijn, en
zoals de naam al aangeeft, wordt de lever (ernstig) aangetast. Vooral jonge
honden kunnen er ook plotseling door sterven.
Honden van alle leeftijden kunnen deze ziekte krijgen en er mogelijk aan sterven.
Het komt echter ook voor dat de ziekte zo rustig verloopt dat er niets aan
de hond te zien is.
De symptomen variëren van lichte koorts, tot een ernstige leverontsteking
waarbij het dier hoge koorts heeft, niets eet en uiteindelijk dood gaat. Soms
kunnen de symptomen van besmettelijke leverziekte lijken op die van hondenziekte. Vooral
bij honden kan de ziekte zeer plotseling de dood veroorzaken.
Preventie: de ziekte wordt veroorzaakt door een Adenovirus type 1. Uit veiligheidsoverwegingen
wordt, voor een bewerkstelling van een goede weerstand tegen deze ziekte,
gebruik gemaakt van Adenovirus type 2. Dit virus geeft naast een goede weerstand
tegen luchtwegeninfecties ook een goede en veilige weerstand tegen besmettelijke
leverziekte. Jaarlijks enten is noodzakelijk.
Hondsdolheid is een dodelijk virus voor de meeste zoogdieren en ook dus voor de mens. Het virus tast de hersenen aan. Als belangrijkste symptomen zien we vooral zenuwverschijnselen als excitatie en verlammingen. De ziekte is 100% dodelijk. Mensen en dieren die er mee besmet worden overlijden meestal binnen zeven dagen.
In Nederland komt hondsdolheid weinig voor, zeker in vergelijking met de ons
omringende landen. Honden brengen hondsdolheid meestal over door speeksel.
Daarom is het zeer belangrijk uw hond te laten inenten als er een kans op
dit virus bestaat. De meeste landen eisen dat honden die over de grens vervoerd
worden ingeënt zijn tegen hondsdolheid. Omdat de inenting pas dertig dagen
na toediening geldig is, is het belangrijk dit ruim van tevoren te laten doen.
Omdat hondsdolheid in Duitsland vaker voorkomt is het verstandig uw hond te
laten inenten als u naar de grensstreek gaat. Verblijft uw hond tijdens uw
vakantie in een dierenpension, dan is een geldige enting tegen rabiës
verplicht.
Er wordt een speciaal officieel papier ingevuld, dat alleen de dierenarts
zelf mag ondertekenen.
Preventie: Vaccineren gebeurt in het algemeen vanaf een leeftijd van 3 maanden.
Dieren die voordat ze 3 maanden oud zijn, worden geënt, dienen op een leeftijd
van 6 maanden nogmaals geënt te worden. Jaarlijkse hervaccinatie is noodzakelijk.
Uitzondering hierop vormen Engeland en Zweden. Hiervoor gelden aparte, en ingewikkelde, andere bepalingen. Voor bepalingen geldend in landen buiten Europa (met betrekking tot tijdstip van enten voor invoer en hervaccinaties) dient men de importbepalingen van het desbetreffende land te raadplegen. Uw dierenarts heeft hierover meer informatie.
Kennelhoest is een infectieziekte met vooral symptomen van de voorste luchtwegen (hoesten). Het wordt veroorzaakt door verschillende virussen en bacteriën. Ook stress zorgt ervoor dat de ziekte gemakkelijk aanslaat. Omdat in een kennel veel honden bij elkaar zitten, vindt veel uitwisseling plaats van bacteriën en virussen (de honden blaffen veel naar elkaar) en zijn de honden vaak licht gestresst. Daarom heeft de ziekte de naam kennelhoest gekregen. De honden hoesten voortdurend, schrapen vaak de keel en geven soms slijm of bloed op. Besmetting naar een andere hond vindt al vrij snel plaatst, soms nog voordat de hond zelf aan het hoesten is geslagen.
Alle kennelhoestentingen
richten zich op de belangrijkste veroorzaker van kennelhoest: Bordetella Bronchiseptica
(een bacterie).
Preventie: Er zijn 2 mogelijke entmethoden:
Intranasaal (in de neus). Deze enting niet gebruiken bij drachtige teven en bij honden jonger dan 2 weken. Geeft reeds na 5 dagen een (vooral plaatselijke) bescherming: bij een klein deel van de geënte honden kan een entreactie in de vorm van hoesten optreden. Eenmalige enting is voldoende. Na 6 maanden is hervaccinatie nodig.
Injectie (geeft duidelijk minder bescherming). Eerste vaccinatie bestaat uit 2 entingen met een interval van minimaal 2-3 weken. Er kan vanaf een leeftijd van 6 weken geënt worden. Jaarlijkse hervaccinatie.
De kennelhoestentingen
worden in het algemeen alleen gegeven aan honden die in een pension gaan of
regelmatig tentoonstellingen of dergelijke bezoeken. Deze inenting moet meer
dan 3 weken voor de hond naar het pension gaat gegeven zijn. Jaarlijkse inenting
kan niet voorkomen dat de hond kennelhoest krijgt, omdat meerdere factoren
meespelen. Als de hond toch kennelhoest krijgt, zal hij er wel minder ziek
van zijn.